'I intend to live forever or die trying.' Die beroemde oneliner van Groucho Marx schiet Henk van Doorn, 56 en toegewijd IC-verpleegkundige, op een zaterdag te binnen. Het zou het motto van dit boek kunnen zijn, als daar al niet een ander citaat had gestaan: 'Stof ben je, tot stof keer je terug', uit het boek Genesis. Die twee komen perfect samen in het leven van Henk, een wat bedachtzame, aardige man die zijn scheiding van drie jaar eerder nog niet helemaal heeft verwerkt, schuldgevoelens heeft over zijn gebrek aan daadkracht en zijn lichte overgewicht, en soms het gevoel heeft als zand uit elkaar te vallen. Er is 'een gebrek aan soliditeit dat geregeld aan hem knaagt', 'een twijfel aan zijn kern'. Misschien, denkt hij, is dat een gevolg van zijn leeslust, want wie leest, dringt door in de gevoels- en denkwereld van andere mensen - goed voor de empathie, maar misschien verwatert het je persoonlijkheid.
Kortom, Henk is een doodgewone man met doodgewone zorgen. Kollaard stelt …Lees verder
'I intend to live forever or die trying.' Die beroemde oneliner van Groucho Marx schiet Henk van Doorn, 56 en toegewijd IC-verpleegkundige, op een zaterdag te binnen. Het zou het motto van dit boek kunnen zijn, als daar al niet een ander citaat had gestaan: 'Stof ben je, tot stof keer je terug', uit het boek Genesis. Die twee komen perfect samen in het leven van Henk, een wat bedachtzame, aardige man die zijn scheiding van drie jaar eerder nog niet helemaal heeft verwerkt, schuldgevoelens heeft over zijn gebrek aan daadkracht en zijn lichte overgewicht, en soms het gevoel heeft als zand uit elkaar te vallen. Er is 'een gebrek aan soliditeit dat geregeld aan hem knaagt', 'een twijfel aan zijn kern'. Misschien, denkt hij, is dat een gevolg van zijn leeslust, want wie leest, dringt door in de gevoels- en denkwereld van andere mensen - goed voor de empathie, maar misschien verwatert het je persoonlijkheid.
Kortom, Henk is een doodgewone man met doodgewone zorgen. Kollaard stelt scherp op hem, als met een camera, één zaterdag lang. Het is juli en stervenswarm, hij laat de hond uit, bezoekt een oude vriendin, koopt meer kaas dan goed voor hem is - zijn overgewicht! - zoekt een boek uit voor zijn jarige nichtje, bezoekt een barbecue ter ere van haar verjaardag. Een gewone dag, ware het niet dat Henk erachter komt dat zijn geliefde oude hond Schurk ernstig ziek is en niet lang meer te leven heeft. Die confrontatie met de sterfelijkheid van zijn hond, en bij uitbreiding die van hemzelf, geeft die hele zaterdag, die aanvankelijk 'als een kind voor hem uit huppelde', een stuk meer urgentie. De ziekte van Schurk gaat de hele dag 'als een sleepnet over de bodem van zijn ziel en haalt dingen naar boven die doorgaans op afstand blijven: liefde, of geen liefde, ouder worden, en dan de dood'. Per slot heeft hij ook zelf meer dan de helft van zijn leven achter zich.
Het hart pompt
Henk is niet bang voor de dood. Als IC-verpleegkundige weet hij maar al te goed dat we niet meer zijn dan 'spul': 'het hart pompt, het bloed stroomt', meer is er niet, niets maakt ons noodzakelijk. Dat idee loopt als een rode draad door het boek. Het is een bevrijdend inzicht, omdat het betekent dat we geen deel uitmaken van een of ander heilsplan, maar werkelijk vrij zijn.
'Spul dus? Ja, spul! Alleen maar spul? Ja, alleen maar spul. Maar: schitterend spul! Poëtisch spul… Want kijk dat spul eens zitten in zijn busstoeltje met een wezenloze glimlach om zijn lippen', noteert Kollaard nadat Henk een conversatie had met een vrouw die een nieuwe liefde zou kunnen worden en haar door zijn vingers laat glippen als ze de bus afstapt. Hij belicht Henk vanuit alle mogelijke camerastandpunten, hij zit hem dicht op de huid, maar zoomt soms ook uit, registreert hoe hij slaapt, beschrijft hem van een afstand, of door de ogen van andere personages. Hij laat de bus zelfs de lucht in zeilen als Henk op de terugweg de vrouw opnieuw ontmoet, om dat beeld op de volgende bladzijde abrupt weer af te breken en op zijn stappen terug te keren. Op die manier is hij heel aanwezig in het boek.
Terminale ziekte
In essentie gaat Uit het leven van een hond over alledaags geluk, een bijzonder lastig onderwerp. In de handen van een minder getalenteerd schrijver wordt dat algauw klef, maar het is prachtig hoe Sander Kollaard van gewoonheid iets bijzonders maakt, op een luchtige, onnadrukkelijke manier, en tegelijk scherp, lucide en geestig. Op elke bladzijde vallen mooie, originele beelden en trefzekere formuleringen te rapen. Over hoe de gedachten zich ordenen na het wakker worden: 'Dat gaat niet van harte. De nieuwe gegevens komen aansjokken als pubers die net wakker zijn en met zure, stuurse gezichten aan de ontbijttafel gaan zitten', of de typering van een conversatie met een opdringerige beeldhouwster aan wie Henk een hekel heeft: 'Een gesprek dat verliep als een terminale ziekte, ondraaglijk, en met een fatale afloop, namelijk: Henks voornemen om nooit meer een woord met haar te wisselen.'
'Stof ben je, tot stof zul je wederkeren': dat klinkt niet hoopgevend, maar in Henks filosofie is het een optimistische boodschap. De dood vergezelt je vanaf je eerste ademtocht, en geeft je een groot cadeau: ze beperkt het leven, en maakt het daardoor waardevol. 'Het is niet eten en drinken, maar levenslust dat ons in leven houdt', stelt hij. Goed kijken is daarbij essentieel, zodat dat leven ons niet door de vingers glipt. 'Goed kijken werkt als een reality check. Maar het is meer dan dat, wat Henk betreft. Het is ook een kwestie van integriteit, van intellectuele eerlijkheid. De waarheid telt en de inspanning om de waarheid heeft voor hem iets nobels. Het is dus een nobele zaak om zo nu en dan goed te kijken, voorbij elk verhaal, om te zien wat er werkelijk te zien is.' Goed kijken, om een doodgewoon, maar bijzonder leven te leiden, tussen memento mori en carpe diem in. Het is zowaar een prachtig voornemen voor het nieuwe jaar.
Van Oorschot, 156 blz., 20 € (e-boek 9,99 €).
Verberg tekst