Isabel is een tonijn. Net als alle tonijnen zwemt ze dag na dag zo hard ze maar kan naar nergens in het bijzonder, in een voortdurende race tegen de tijd. Op een dag heeft ze daar schoon genoeg van: ze heeft besloten dat ze liever een zeepaardje wil zijn, dat zich laat meedrijven met de stroming. Deze dissidente mening kan op weinig begrip rekenen bij haar soortgenoten. Constance is een zeepaardje en raakt af en toe verlamd van angst wanneer ze erover nadenkt hoe groot de zee wel is: 'Je kunt je leven lang blijven zwemmen zonder ergens uit te komen. Ik weet niet wat ik daarmee aan moet...' Boris de haai vindt dat hij het aan zijn status verplicht is om de andere vissen regelmatig de stuipen op het lijf te jagen, tot hij verliefd wordt op een lieve zeeleeuwin, die van mening is dat een échte haai al die stoerdoenerij niet nodig heeft. Saartje de gestreepte zeeslang begint aan zichzelf te twijfelen wanneer een school sardientjes haar aanpraat dat ze ofwel een slang is, ofwel een zebra, …
Lees verder
Isabel is een tonijn. Net als alle tonijnen zwemt ze dag na dag zo hard ze maar kan naar nergens in het bijzonder, in een voortdurende race tegen de tijd. Op een dag heeft ze daar schoon genoeg van: ze heeft besloten dat ze liever een zeepaardje wil zijn, dat zich laat meedrijven met de stroming. Deze dissidente mening kan op weinig begrip rekenen bij haar soortgenoten. Constance is een zeepaardje en raakt af en toe verlamd van angst wanneer ze erover nadenkt hoe groot de zee wel is: 'Je kunt je leven lang blijven zwemmen zonder ergens uit te komen. Ik weet niet wat ik daarmee aan moet...' Boris de haai vindt dat hij het aan zijn status verplicht is om de andere vissen regelmatig de stuipen op het lijf te jagen, tot hij verliefd wordt op een lieve zeeleeuwin, die van mening is dat een échte haai al die stoerdoenerij niet nodig heeft. Saartje de gestreepte zeeslang begint aan zichzelf te twijfelen wanneer een school sardientjes haar aanpraat dat ze ofwel een slang is, ofwel een zebra, en dat geen van beide thuishoren in de zee. 'De sardientjes hadden haar overtuigd. Ze waren simpelweg met te veel. Ze kon haar eigen gedachten niet meer horen...'
In zijn eerste kinderboek, dat eigenlijk een boek voor alle leeftijden is, schept Henk van Straten een bonte wereld van vissen en andere waterdieren, elk met hun eigen twijfels en verlangens ? werkelijk niets menselijks is hen vreemd. Op een rimpelloze, windstille dag ? 'iedereen verveelde zich een oester' ? gebeurt er plotseling toch nog het een en ander: eerst raakt een vrachtschip een lading bellenblaas kwijt, en dan is hij er plotseling: de olifant. Een zuchtende, humeurige dikhuid, die zelf niet goed lijkt te begrijpen hoe en waarom hij in deze zee beland is. Van ver of van dichtbij vormt hij het motief dat de vijftien verhalen in dit boek met elkaar verbindt. De vergelijking met de dierenverhalen van Toon Tellegen is snel gemaakt, maar de toon van Van Stratens verhalen is anders. Zijn dieren wisselen filosofische wijsheden af met lichte absurditeiten. Af en toe is er ook gewoon eentje onuitstaanbaar arrogant. Van Straten vertelt op een snedige, directe manier en speelt op een humoristische manier met taalregisters ? zo denkt de haai in hoogdravende bewoordingen na over de betere, koninklijke versie van zichzelf die hij zal worden om tegemoet te komen aan de wensen van zijn geliefde, waarna de schrijver droog relativeert: 'De andere vissen vertrouwden hem nog steeds voor geen meter.'
Martijn van der Linden maakte de illustraties van de onderwaterwereld verbazingwekkend warm en gloedvol (zo is er Sabrina, de extreem timide kwal, die bijna lichtgevend roze wordt wanneer ze bloost). Alle vissen vonden olifant is een nu eens rustig voortkabbelend, dan weer spetterend boek dat zowel kinderen als volwassenen kan entertainen en tegelijkertijd een voorzet geeft tot filosoferen over de menselijke natuur. [Lies Lavrijsen]
Verberg tekst